Google analytics 4: de 5 meest voorkomende fouten
Bij boostU zijn we al een tijdje bezig met de migratie van Universal Analytics naar Google Analytics 4. We zien helaas nog steeds Google Analytics 4 setups voorbij komen die niet volledig voldoen aan de regels van de kunst. Daarom hebben we de 5 meest voorkomende fouten verzameld en lichten we toe hoe je deze kan oplossen in jouw setup.
1.Altijd de parameter âdebug_modeâ meesturen
In Google Analytics 4 zijn er 3 manieren om de debugview te activeren en te gebruiken:
- Met de debugger Chrome-extensie
- De preview mode van Google Tag Manager
- Een debug mode parameter meezenden met elk event
De laatste methode is de minst ideale methode en kan je dus best niet toepassen. Waarom? Elk toestel zal in de lijst verschijnen van je debugview in Google Analytics 4. Dat maakt het debuggen moeilijk en je zal moeite hebben om jouw eigen apparaat in die lijst te vinden.
Wat is de oplossing? Gebruik de preview mode van Google Tag Manager. Wanneer je de preview- en debug-modus in GTM hebt ingeschakeld, wordt de DebugView in GA4 automatisch ingeschakeld. Dit instellen als extra veld en parameter is dus overbodig.
2. Het ontbreken van een valutawaarde
In de oude Universal Analytics was het niet nodig deze parameter mee te sturen. In Google Analytics 4 is het verplicht. Doe je dit niet, zullen niet alle e-commerce rapporten beschikbaar voor je zijn.
Zorg er dus voor dat je in jouw GA4-event tag (binnen Google Tag Manager) ook de valuta parameter opneemt.
3. De functie “create event” gebruiken wanneer dit niet nodig is
Deze fout komt vaak voor bij GA4-beginners. Het lijkt misschien logisch om eerst een gebeurtenis te verzenden met Google Tag Manager of GTAG en vervolgens deze aan te maken in GA4 met âcreate eventâ, maar dat is niet de bedoeling. Het eindresultaat is dat je events dubbel tellen. Je krijgt Ă©Ă©n gebeurtenis van GTM/GTAG en vervolgens dezelfde gebeurtenis van de functie “create event”.
Als je aangepaste gebeurtenissen naar GA4 stuurt, verschijnen ze uiteindelijk automatisch in je rapporten. Je hoeft ze dus niet te registreren/creëren in de interface.
4. Dataretentie niet correct instellen
Er zijn twee soorten rapportages mogelijk binnen Google Analytics 4: standaardrapporten en âexplorationâ.
De gegevens in standaardrapporten vervallen niet, maar in het âexploration luikâ is dit anders. Wil je in dit luik een rapport bouwen met de gegevens van de laatste 6 maanden? Dat is niet mogelijk tenzij je de bewaarperiode van de gegevens uitbreidt van 2 maanden (standaardinstelling) naar 14 maanden (maximum).
Hoe doe je dat? Ga naar admin binnen je GA4 -> âGegevensinstellingenâ > âBewaring’ en wijzig naar 14 maanden. Houd er rekening mee dat deze wijziging niet geldt voor historische gegevens. Je 14 maanden beginnen wanneer je deze instelling wijzigt.
5. Intern verkeer niet uit de data filteren
Deze tip heeft te maken met de gegevenskwaliteit in jouw Google Analytics 4-eigendom. Als je collegaâs hebt die graag op hun eigen website zitten, is het van belang om deze trafiek uit de data te filteren. Dit kan je opzetten aan de hand van âinternal traffic filtersâ en het IP-adres van je kantoor.
Door deze vijf fouten te vermijden en de juiste oplossingen toe te passen, kun je zorgen voor een nauwkeurige en betrouwbare Google Analytics 4-setup die voldoet aan de best practices. Dit zal je helpen om waardevolle inzichten te verkrijgen en de prestaties van je website of effectief te meten en te weten.